Niemand had een Van Eyck kunnen schilderen vóór de ontwikkeling van de olieverf, niemand had een Courbet kunnen maken vóór de industriële revolutie en niemand had een Dali kunnen creëren vóór het ontstaan van de psychoanalyse. Zo blijkt dat de kunst die wij tijdloos noemen, in werkelijkheid altijd heel tijdig is. Ze is steeds het product van de technologie en ideologie waarin ze gedoopt werd. Zo is dat ook het geval met het werk van Kat Bové.
Haar werk imiteert schaamteloos mirror‑selfies, verwijst naar het Instagram‑interface en parodieert influencercultuur. Haar werk is onder meer vervaardigd met materialen als fluo‑acrylverf, graffiti en Posca‑stiften. Haar stijl kent invloeden van cartoons en reclamekunst. De hyperactuele iconografie die ze hanteert, zal voor volgende generaties even cryptisch zijn als die van Griekse amforen of Egyptische sarcofagen. Op alle mogelijke manieren weerspiegelt de kunst van Bové het moment waarop het gemaakt werd. Nergens is dit voor mij duidelijker dan in de manier waarop de kunstenaar omgaat met één van de centrale thema’s van de tentoonstelling: vrouwelijkheid.
De geschiedenis van het Westerse feminisme wordt vaak opgedeeld in drie fasen, of golven. Het doel van de eerste golf was het verwerven van dezelfde rechten als mannen. Met het druppelsgewijs verwerven van deze rechten kwamen er echter andere complexiteiten in beeld. Tweede‑golffeministen hadden door dat de onderdrukking van de vrouw niet enkel te danken was aan expliciete institutionele ongelijkheid, maar ook aan een hele hoop gendernormen die op subtiele wijze door iedereen, inclusief vrouwen zelf, in stand werden gehouden.
Deze tweede golf culmineerde in een feminisme dat zich radicaal verzette tegen alles dat als “typisch vrouwelijk” werd ervaren. Weg met roze jurken en make‑up – een echte feminist droeg jeansbroeken en liet haar okselhaar staan. Ze had geen man en geen kinderen. Ze was niet braaf, goedlachs of schattig, maar hard, stoïcijns en radicaal.
Hoewel het feminisme in deze tweede golf veel theoretische diepgang verwierf, verwierf het helaas ook een slechte naam. Steeds meer vrouwen voelden zich vervreemd en uitgesloten van dit soort feminisme. Zo ontstond in de jaren negentig de derde golf: een feminisme voor iedereen. Of je nu een moslima met een hoofddoek bent, een lesbische transvrouw, een sekswerker of een stewardess, het enige dat ertoe doet is dat je jezelf goed voelt in je genderidentiteit en seksualiteit. Het is natuurlijk deze ideologie die het werk van Bové uitstraalt. Haar naakte zelfportretten, met blozende wangen en grote ogen, lijken perfect overeen te komen met het traditionele vrouwbeeld van onze samenleving. Althans, op één aspect na: dat schaamte er plaatsmaakt voor trots.
De titel van de tentoonstelling luidt “Who is your God, where is she?” Als je binnenstapt, lijkt een antwoord op die vraag zich al snel aan te bieden. Bové portretteert zichzelf alsof ze een icoon van een heilige is, met een aureool achter haar hoofd en een zwaard in haar hand. Female empowerment lijkt om te slaan in smakeloos narcisme. Een ongeduldige toeschouwer zou misschien wel met die conclusie de kerk van Bové weer buitenwandelen. Echter, de opmerkzame kunstliefhebber zal al snel zien dat achter alle schone schijn een onzekerheid schuilt. Bové lijkt te smeken aan haar toeschouwers: vindt mij mooi, acht mij sterk, verklaar mij heilig! In de opschriften van haar werken worden deze onzekerheden vaak ook expliciet gemaakt. Het is deze dimensie die voor mij het werk van Bové werkelijk boeiend maakt. In deze tentoonstelling zag ik niet enkel de weerspiegeling van de derde feministische golf, ik botste er ook op de limieten van die filosofie. Het is een filosofie die ons vraagt om een genderexpressie en seksualiteitsbeleving te vinden waar we zelfzeker in kunnen zijn, maar ontkent het feit dat onze identiteit steeds afhankelijk is van de erkenning ervan door anderen.
Niet lang nadat de gebroeders Van Eyck het Lam Gods schilderden, zou Maarten Luther dit soort schilderkunst afzweren en de beeldenstorm ontketenen. Sterker nog: het is juist dit soort renaissancekunst dat het reformisme aanspoorde. Grote kunst is niet alleen tijdig, ze onthult ook steeds de limieten van haar tijdsgeest. Zo is het ook met het werk van Bové. Ze duwt de derde golf tot het punt dat deze plaats zal moeten maken voor een vierde golf. De expositie is als een kerk die haar bezoekers uitdaagt een beeldenstorm te plegen. Het is tijdig, en enkel daardoor tijdloos.
Jakob de Smaele