Vestiges
In Vestiges wordt tijd tastbaar. Twee kunstenaars benaderen materie alsof het een oud manuscript was: elke kras, elke korrel, elk spoor een zin uit een verhaal op het punt van verdwijnen. Wat resteert wordt bewaard. Wat dreigt te vervagen, wordt opnieuw tot leven gewekt.
Tekeningen fluisteren tegen sculpturen, schaduw spreekt tot steen.
In Vestiges delven Chantal Pollier en Guillaume Van Moerkercke in materie zoals men een begraven herinnering zou blootleggen. Het is een tentoonstelling over tijd, en over wat de vergetelheid trotseert. Restanten en sporen wijzen de weg.
Er ontvouwt zich een stille dialoog tussen hun praktijken: traagheid, belichaamde gebaren, materie gevormd door hand en adem.
Het organische corpus van Chantal Pollier
Chantal Pollier bewerkt steen alsof het leeft. Haar sculpturen ademen een archeologie van gevoeligheid: landschappen van vlees, huid als topografie, littekens als reliëf. Zij zoekt de plek waar hardheid en kwetsbaarheid elkaar ontmoeten, waar lichaam en landschap samenvloeien.
Met marmer vormt zij gestalten die balanceren tussen ontstaan en verdwijnen: een zacht hart uit steen gehouwen, een huid gegraveerd met herinneringen. Haar werken roepen associaties op met een verre oudheid, of misschien archeologische vondsten uit de toekomst.
In haar kunst is vergankelijkheid geen verlies maar een openbaring. Zij toont dat wat voorbijgaat, juist door zijn kwetsbaarheid, onuitsprekelijk kostbaar wordt.
Sporen in het zwart van Guillaume Van Moerkercke
Guillaume Van Moerkercke werkt met houtskool – ruw, zwart, stoffig – tegelijk spoor en uitwissing. Zijn tekeningen zijn trage opgravingen uit schetsboeken, herinneringen en visioenen. Elk gebaar is een ritueel, een heilige herinnering in het oppervlak gegrift.
Het zwart in zijn werk is geen leegte, maar een oorsprong: gelaagd en levend, doordrenkt met nuances waarin vergeten vormen opduiken als echo’s in de stilte. Zijn beelden zweven tussen verschijnen en verdwijnen – spookachtig, alsof ze geboren zijn uit dromen of nachtelijke visioenen. In zijn handen wordt houtskool vlees, rook, bot… steen.
Zijn werk vraagt om traagheid, om een oog dat zich aanpast aan wat zich in de schaduw verschuilt. In die duisternis worden de zachtste sporen van leven zichtbaar – vluchtig, en daardoor des te kostbaarder.